Onzichtbare barrières: Hoe subtiel taalgebruik ongelijkheid in stand houdt

In mijn rol als adviseur voor gelijkwaardigheid word ik vaak betrokken bij casuïstiek rond het schenden en herstellen van gelijkwaardigheid. Een cruciaal aspect dat steeds terugkeert is de rol van taal en perceptie in hoe we anderen beoordelen en behandelen.

Een terugkerend patroon is de typering van personen in plaats van het beschrijven van gedrag. Enkele voorbeelden:

1. “Hij is een trotse man” – vaak gebruikt voor mannen met een migratieachtergrond.

2. “Zij reageert pittig” – een veelgehoorde beschrijving van vrouwen met een migratieachtergrond.

Deze uitspraken lijken onschuldig, maar verbergen vaak diepgewortelde vooroordelen. Wanneer ik doorvraag wat “trots” of “pittig” precies betekent in termen van concreet gedrag, ontstaat er vaak een verhelderende discussie.

We komen meestal tot de conclusie dat deze termen meer zeggen over onze eigen perceptie en aannames dan over het daadwerkelijke gedrag van de persoon in kwestie.

Ik zeg nu niet dat mannen met een migratieachtergrond geen trots hebben; ik ben zelf behoorlijk trots op mijn vermogen om een hele zak chips in één avond te verorberen. Maar het vaker projecteren van ’trots’ vanuit een vooroordeel helpt niet om te komen tot rechtvaardigheid.

Stereotypering en impliciete bias zijn diepgewortelde, vaak onbewuste denkpatronen die onze percepties, acties en beslissingen beïnvloeden. Ze verschillen van microagressies in die zin dat ze niet noodzakelijk negatief bedoeld zijn, maar wel degelijk bijdragen aan ongelijkheid.

Hoe functioneren stereotyperingen:

1. Ze zijn vaak onbewust en subtiel.

2. Ze zijn gebaseerd op stereotypen en vooroordelen.

3. Ze hebben een cumulatief negatief effect op de ontvanger.

4. Ze dragen bij aan een bredere cultuur van uitsluiting.

Het herkennen en aanpakken van deze subtiele vormen van ongelijkheid vraagt om:

1. Bewustwording: Erkennen dat we allemaal vooroordelen hebben.

2. Precisie in taalgebruik: Beschrijven van concreet gedrag in plaats van karakteriseringen.

3. Open dialoog: Het bespreekbaar maken van deze patronen zonder oordeel.

4. Training en educatie: Het ontwikkelen van vaardigheden om vooroordelen te herkennen en te mitigeren.

5. Institutionele verandering: Het creëren van beleid en culturen die inclusiviteit bevorderen.

Door kritisch én met een knipoog naar onszelf te kijken naar ons taalgebruik en de onderliggende aannames, kunnen we een belangrijke stap zetten naar meer rechtvaardigheid en gelijkwaardigheid op de werkvloer en daarbuiten.

Herkent jij deze subtiele taalpatronen in je eigen omgeving? Of heb jezelf weleens een moment van zelfreflectie gehad?

Geschreven door:

1712737267776
Najib Tuzani
Interim Programmamanager diversiteit & inclusie

Delen:

NINSA

Bij NINSA staan we open voor eenieder die een vraag of wens heeft op het gebied van de thema’s diversiteit en inclusie. Neem contact met ons op via het formulier, dan gaan we graag met u in gesprek. 

Wilt u werk maken van samenleven in verbinding?